Transparant

De bougie

Het is de taak van de bougie om het brandstof mengsel in een motor, dat onder een hoge druk staat, te ontsteken. Dit moet op een reproduceerbare en precies tijdstip plaatsvinden, zonder haperingen. De bougie is over de jaren heen uitgegroeid tot een waar technisch hoogstandje. Kunstzinnige uitingen komen niet meer voor op het bougie. In het verleden was dit anders, zie onderstaande plaatjes.

In een motor met accu of magneetontsteking is de temperatuur die door de verdichting van het gasmengsel ontstaat niet hoog genoeg voor spontane ontbranding. Spontane ontbranding zou ook niet leiden tot een gewenste resultaat aangezien de het tijdstip van ontbranding onbeheerst zou zijn. Spontane ontbranding treedt pas op bij hogere temperaturen wel kunnen vermeden moeten worden. Een onderstaande figuur zijn de verschillende temperatuurgebieden aangegeven.

De keuze van de bougie
De keuze van een bougie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de warmte karakteristiek. Om optimaal te presteren mag de temperatuur van de top van de keramische isolator niet langdurig hoger zijn dan 850°C en niet lager zijn dan 350°C. De bougies worden geclassificeerd naar hun karakter voor warmteafgifte van de keramische isolator naar het koelsysteem van de motor. In onderstaande figuur is de warmteafgifte van de verschillende delen van de bougie weergegeven.


Een bougie moet dit onder allerlei omstandigheden van een temperatuur, druk, motortoerental en vochtigheid naar behoren blijven doen gedurende een redelijk lange tijd. De bougie produceert de vonk die ervoor zorgt dat hete lucht/brandstof in de cilinder zal ontbranden. Als eerst is het belangrijk te weten wat er bedoeld wordt het de warmtespecificaties van de bougie.

Als een bougie “koud” wordt genoemd, heeft dit betrekking op het begrip warmtegraad. De warmtegraad van de bougie is een indicatie van hoe goed de bougie de warmte van de vonk (warmte van de elektrode) over kan brengen op de cilinderkop. Een koudere bougie kan meer warmte afgeven aan de cilinderkop, waardoor de temperatuur van de elektrode relatief laag zal blijven. Als de temperatuur van de elektrode te laag is dan zal de brandstof die op de elektrode komt niet goed kunnen verdampen, waardoor de bougie niet genoeg warmte op de elektrode zal kunnen ontwikkelen om de volgende ontbranding goed te kunnen laten verkopen. Het gevolg is dan dat je een bougie krijgt waar veel kool zich op afzet. Door letters of cijfers, aangebracht op het porselein of bougielichaam, geeft de bougiefabrikant aan of een bougie zogenaamd warm of koud is. Omdat de bougie in zekere zin deel uitmaakt van de cilinderkop, zal de bougie- evenals de kop- een zekere hoeveelheid warmte toegevoerd krijgen door de opeenvolgende verbranding. Nu hangt het er van af of de bougie deze toegevoerde warmte snel of langzaam, dus gemakkelijk of moeilijk, afvoert. Is de warmteafvoer groter dan de warmtoevoer, dan zal de bougie te koud blijven; is de warmteafvoer minder dan de warmtetoevoer, dan wordt de bougie te heet. Het deel van de warmte dat via de afdichtingring en schroefdraad naar de cilinderkop afvloeit, is het grootst. De warmte moet in zekere zin een omweg maken via de gasdichte afsluiting tussen porseleinen isolator en bougielichaam naar de gekoelde cilinderkop. Een warmere bougie kan vergeleken met een koudere bougie veel minder warmte afgeven aan de cilinderkop. Als de temperatuur van de elektrode te hoog is dan zal de brandstof op de elektrode te snel verdampen. Dit resulteert in een te hoge compressie en te vroege ontsteking van het brandstof/lucht mengsel. Deze te vroege ontsteking is zeer, zeer slecht voor de motor. Na enige tijd zal het zelfs zo kunnen zijn dat de motor kapot gaat.
Het warm of koud zijn van een bougie is af te lezen aan de productmarkering. Hoe hoger het nummer op de bougie des te kouder de elektrode van de bougie is. Bijvoorbeeld: Een NGK bougie nummer B6 is een warme bougie en een NGK B10 is een koude.

Aan het uiterlijk van de bougie is snel te herkennen of we te maken hebben met een koud dan wel warme diepe. De “koude” bougie heeft er een relatief kort isolatorgedeelte en geeft daardoor de warmte relatief snel aan de cilinderkop af. De "warme" bougie heeft een lange isolatie deel en geeft daarmee weinig warmte af aan de cilinderkop

Koude bougies worden toegepast om overmatige afbrand van de elektrode of vroegtijdig ontsteken te voorkomen. Deze situatie kan voorkomen als van de motor hoge vermogens worden gevraagd zoals bij snel rijden, sterke stijgingen en het trekken van zware lasten. Deze bougies worden vaak toegepast in motoren met een hogere compressieverhouding.
Warme bougies worden gebruikt om vervuiling van de elektrode door benzine of olie tegen te gaan als de motor regelmatig licht wordt belast of korte ritten mee wordt gemaakt. Dit betreft dus met name situaties waarin de verbrandingskamer onvoldoende op temperatuur komt.

Het uiterlijk van de bougie geeft informatie over de motor

Uiterlijk
Grijs-bruin en schoon

Oorzaak
Een goede verbranding; mengsel ontsteking en bougie zijn goed.

Uiterlijk
Zwart en nat

Oorzaak
Mengsel te rijk; de vonk kan niet alle brandstof ontbranden
Ontsteking kapot, verkeerd afgesteld
Zuiger, zuigerveer en/of cilinder versleten
Versleten klepgeleiders

Uiterlijk
Zwarte kool aanslag

Oorzaak
Mengsel te rijk
Verstopt of vervuild luchtfilter
Slecht werkende shoke
Bougie te koud

Uiterlijk
Witte bougie

Oorzaak
Mengsel te arm
Benzine met een te lage oktaangehalte
Ontsteking te vroeg/verkeerde vervroegingscurve
Bougie te heet

Uiterlijk
Een dikke witte aanslag

Oorzaak
Te veel olie in de verbrandingskamer
Olie of benzine van een lage kwaliteit

Uiterlijk
Beschadigde (gebroken) elektrode

Oorzaak
Verbrandde elektrode, motor wordt te warm
Mengsel te arm
Benzine met een te laag oktaangetal
Ontsteking te vroeg
Lek inlaatspruitstuk
Problemen met het koelsysteem
Bougie te warm

Uiterlijk
Geglazuurde vorming; een geel glanzende aanslag op de punt van de isolator 

Oorzaak
Te veel lood in de benzine; dit uiterlijk zal met de loodvrije benzine niet meer optreden.

De instellingen van de elektrodenafstand
de elektrodenafstand is belangrijk voor een goede vonkvorming. Deze afstand varieert in de praktijk tussen 0,6 en 1,1 mm. Voor een kleinere afstand is een geringere spanning nodig van de bobine maar kan ertoe leiden dat de vonk te klein wordt om een goede verbranding te geven. Een grotere afstand leidt tot een intensievere vonk, als tenminste de bobine voldoende spanning afgeeft. Een te grote afstand kan ertoe leiden dat elders in het systeem vonken gaan overslaan en daarmee een negatieve invloed hebben de op het lopen van de motor.

 

 

 

Transparant